Violist, componist en orkestleider
Geboren 26 november 1888 Canaro, Francisco (San José de Mayo, Uruguay) – bijnamen: Pirincho en Pancho
Overleden 14 december 1964 (Buenos Aires)
Gepubliceerd 22 september 2023
Inleiding
Francisco Canaro was een van de meest populaire tangoartiesten. Van 1916 tot in de gouden jaren van de tango was hij actief met zijn Orquesta Típica maar ook met Quinteto Pirincho en Quinteto Pancho. Zijn werk is op elke milonga te horen.
Raffaella Gatto en Francesco Canaro waren Italianen die naar San José de Mayo in Uruguay immigreerden. Ze kregen vijf zonen waarvan Francisco de oudste was. Allemaal waren het musici en orkestleiders. Rafael was eerst gitarist maar schakelde over op contrabas. Juan speelde bandoneon en componeerde. Humberto was pianist en componist. Mario, de jongste, beoefende verschillende instrumenten en was ook componist.
De oudste vier werden in Uruguay geboren, Mario in Argentinië. Francisco liet zich in 1940 nationaliseren tot Argentijn. In Uruguay stond hij bekend als Pirincho, maar in Argentinië noemde ze hem Pancho, de algemene bijnaam voor wie Francisco heet.
Op jonge leeftijd migreerde zijn familie naar Buenos Aires. Ze leefden in een armoedige huurkazerne. Francisco werkte als krantenjongen, van studeren was geen sprake. Later werkte hij zich op en vergaarde succes en rijkdom. “Tiene más plata que Canaro” wilde zeggen dat je stinkend rijk was.
Muzikale carrière
Hij leerde gitaar spelen bij een schoenmaker in de buurt maar het was de viool die hem bekoorde. Bij gebrek aan geld fabriceerde hij er zelf een met een olieblik. Met zijn zelfgemaakte viool ging hij in de buurt spelen en dat bracht genoeg geld om een echte te kopen.
Zijn officiële debuut vond plaats in Ranchos, een afgelegen dorp honderd kilometer van Buenos Aires met een trio. In Buenos Aires ontmoette hij zijn nieuwe buurman bandoneonist Vicente Greco [1]. Canaro zal later de invloed erkennen die Greco op hem had.
In 1908 trad hij in concertcafés in de buurt van La Boca op met een trio bestaande uit gitarist Rodolfo Duclós [2] en mandolinespeler Martín Arrivillaga. Zijn naam begon bekendheid te krijgen.
Later ging hij met zijn vriend Greco op tournee en scoorde succes. In 1911 sloot hij aan bij het orkest van de gebroeders Greco voor opnames en bleef er tot 1914.
[1] en [2]
[1] Vicente Greco alias Garrote, geboren 5 februari 1888 (Buenos Aires) – overleden 5 oktober 1924 (Buenos Aires). Hij was bandoneonspeler, orkestleider en componist van ondermeer ‘El Flete’ , ‘La viruta’ , ‘Racing Club’ en ‘Rodriguez Peña’.
[2] Rodolfo Duclós, geboren 1885 (Argentinië) – overleden 13 april 1942. Hij was gitarist en contrabassist. Hij speelde contrabas bij Miguel Caló en Juan D’Arienzo.
De veelzijdigheid van Canaro
In 1912 componeerde Canaro zijn eerste tango’s ‘Pinta brava’ en ‘Matasanos’. Hij schreef ‘Matasanos’ op verzoek van de studenten geneeskunde die de zogenaamde Bailes del Internado (kostschooldansen) organiseerden. Het was op een van deze bals dat hij voor het eerst de dirigeerstok ter hand nam. Zijn tango-orkest was een van de eerste dat ook bij de bourgeoisie ingang vond. Tango was veeleer een volksvermaak en riep er weerstand op.
‘Pinta brava’ versie met orkest van 1933-05-12 beluister
‘Matasano’ versie van Quinteto Pirincho 1951-12-12 beluister
In navolging van Roberto Firpo richtte hij in 1916 een Sexteto Típico [3] op en nam contrabassist Leopoldo Thompson aan.
Vanaf 1918 vocht hij samen met Francisco Lomuto voor auteursrechten wat in 1935 resulteerde in de oprichting van het SADAIC (onze SABAM).
In 1921 vormde hij samen met Roberto Firpo een orkest met maar liefst 32 muzikanten om het carnaval in Teatro Opera in Buenos Aires te animeren.
Tussen 1923 en 1926 leidde hij een jazzband.
‘Spanish Shawl’ 1926 beluister
‘Fondo negro’ 1926 beluister
In 1924 brengt hij een zanger in, enkel om het refrein te zingen. Zo begon het tijdperk van de estribillistas, de eerste was Roberto Díaz.
Datzelfde jaar breidden Roberto Firpo en Francisco Canaro hun bandoneon- en vioolsecties uit. Zo werd het Sexteto Típica [3] een Orquesta Típica [4].
[3] en [4]
[3] Sexteto Típica: 1 pianist, 1 contrabassist, 2 bandoneonspelers en 2 violisten.
[4] Orquesta Típica: 1 pianist, 1 contrabassist, 4 bandoneonspelers en 4 violisten.
Parijs
In 1925 ging hij naar Parijs waar de tango in volle groei was. Onder andere orkestleider Manuel Pizarro en zijn broers waren er al. Canaro deed hetzelfde met zijn broers Juan en Rafael, aangevuld door bandoneonist Carlos Marcucci, pianist Fioraventi Di Cicco, violist Agesilao Ferrazzano en drummer Romualdo Lo Moro. Hij had als estribillistas Agustín Irusta en Roberto Fugazot die er een trio vormde met de pianist Lucio Demare.
Hij introduceerde in Parijs ook de Argentijnse zangeres Teresita Asprella [5] die in Frankrijk woonde.
Toen hij na twee jaar afwezigheid naar Argentinië terugkeerde, genoten andere goede orkesten de voorkeur van het publiek. Canaro ondernam gewiekst een uitgebreide tournee door het binnenland om zich in alle uithoeken bekend te maken. Toen de radio opkwam, maakte hij er volop gebruik van tot hij de grootste ster in de ether werd. Hoewel andere muzikanten zich hadden ontwikkeld en een persoonlijke stijl hadden ontwikkeld, was de naam Canaro bij iedereen bekend.
Hij componeerde samen met Ivo Pelay (tekstschrijver) ook muzikale comedies. In het theater vond hij tijdens zijn carrière verschillende zangers waar hij tango’s mee opnam. Onder anderen Charlo [6] en Ada Falcón.
[5] en [6]
[5] Teresita Asprella, geboren 17 oktober 1904 (Buenos Aires) – overleden 26 september 1954. Het was een van de enige vrouwen die bijdroegen aan de verspreiding van tango in het oude continent. Ze zong bij verschillende tango-orkesten in Parijs tijdens de jaren ’20.
[6] Pérez, Carlos José, geboren 7 juli 1906 (Guatraché, La Pampa) – overleden 30 oktober 1990. Hij werd acteur, zanger en componist.
Ada Falcón
In de periode voor De Gouden Jaren had de tango succes in het theater. Niet alle vocalisten werkten voor een dansorkest. Een van deze zangeressen was Ada Falcón [7] die ook acteerde voor films. Ze had veel succes, was rijk en onafhankelijk.
Francisco Canaro die goed aanvoelde wat er in het publiek leefde, nodigde haar in 1929 uit om met hem opnames te maken. Desondanks Canaro met de Franse Marta Gessaume was getrouwd, begon hij met Ada een romantische relatie. Zij was Canaro’s inspiratie voor de compositie van de wals ‘Yo no sé qué me han hecho tus ojos’.
Ada drong aan op Canaro’s scheiding zodat hij met haar zou trouwen. Canaro leek in te stemmen met dit verzoek maar hij raadpleegde zijn advocaat. De helft van zijn geld zou naar zijn vrouw gaan en Canaro dacht niet meer aan scheiden.
Ze stopte de samenwerking in 1938 nadat Francisco’s vrouw met een vuurwapen in de opnamestudio verscheen.
‘La morocha’ estribillista Ada Falcón 1929 beluister
‘Yo no sé qué me han hecho tus ojos’ (V) canta Ada Falcón 1930-09-17 beluister
[7]
[7] Falcone, Aída Ada Elsa, geboren 17 augustus 1905 (Buenos Aires) – overleden 4 januari 2004. Ze was een van de belangrijkste tangozangeressen.
Orquesta Típica Francisco Canaro
Vanaf de jaren 30 speelde hij geen viool meer en hield hij zich vooral bezig met het dirigeren van zijn orkest. Het is moeilijk te zeggen van wanneer zijn orquesta típica werd opgericht. Hij varieerde in de bezetting. Zo gebruikt hij niet alleen piano, bandoneon, viool en contrabas maar ook fluit, klarinet, trompet en orgel. Op de foto hier onder staat een symfonisch orkest aangekondigd maar als je goed kijkt is dit een orquesta típica met een extra bandoneonist.
Ernesto Famá en Roberto Maida
Begin jaren ’30 voegde Ernesto Famá [8] zich bij als zanger. Ze zetten samen zo’n 200 nummers op plaat, traden op voor radio, theater en voor carnavalshows. In 1936 verliet Famá het orkest maar hij keerde terug in 1938. Hun beste tango’s realiseerden ze in de eerste periode.
In de jaren ’30 begon ook het grote succes van Juan D’Arienzo die met zijn strak tempo de dansers bekoorde. Als reactie hierop ging Canaro hier niet op in maar ging zij muziek verzachten. Hij nam Roberto Maida [9] als vervanger voor Famá onder de arm. Het contrast tussen de maat van het orkest en de zachte stem van Maida droeg bij aan het geheel.
Ook met Maida nam Canaro zo’n 200 nummers op. Canaro’s muziek met deze 2 zangers keert regelmatig op de milongas terug.
’Tormenta’ canta Ernesto Famá 1939 beluister
‘Poema’ canta Roberto Maida 1935-06-11 beluister
[8] en [9]
[8] Ernesto Famá, geboren 18 augustus 1906 (Buenos Aires) – overleden 19 juli 1984 (Buenos Aires) werd zanger bij onder meer Osvaldo Fresedo en Carlos Di Sarli.
[9] Domenico Maida, geboren 3 maart 1906 (Italië) – overleden 30 maart 1993 (Buenos Aires) werd tekstschrijver en zanger.
Het verdere succes in de jaren ’40, ’50 en ’60
Francisco Canaro zijn muziek vertoonde in de jaren ’40 nog weinig nieuwigheden, hij was tenslotte al van de jaren ’10 actief en was al een 50er. Desondanks hij de energie en creativiteit mistte van zijn jongere jaren slaagde hij erin succesvol te blijven. Hij bracht zangers zoals Eduardo Adrián en Carlos Roldán in. Canaro zette veel walsen en milongas op plaat en was heel productief. Hij nam in heel zijn loopbaan meer dan 3700 nummers op.
‘Necesito olvidar’ canta Eduardo Adrián 1942-06-30 beluister
‘La negrita candombe’ (M) canta Carlos Roldán 1943-07-16 beluister
‘Adiós pampa mía’ canta Nelly Omar 1946-01-28 beluister
‘Corazón de oro’ (V) instrumentaal 1951-11-26 beluister
Quinteto Don Pancho en Quinteto Pirincho
Francisco Canaro richtte deze kwintetten enkel om opnames te maken op. Het Quinteto Don Pancho werd in 1937 door dirigent Canaro, bandoneonist Minotto Di Cicco, violisten Juan José Gallestegui en Octavio Scaglione, pianist Luis Riccardi, contrabassist Olindo Sinibaldi gevormd. Ze speelden allen ook voor langere tijd in het orquesta típica.
Vanaf 1940 veranderde gewoon de naam naar Quinteto Pirincho, want de muzikanten waren in het begin dezelfden.
Desondanks het bijna allemaal instrumentale nummers waren, overtroffen de verkoopcijfers van het Quinteto Pirincho die van het orquesta típica waar ze mee optraden. Voor een korte periode maakte de fluitist Juvencio Física deel uit van het kwintet..
‘Cuando llora la milonga’ Quinteto Don Pancho 1939-11-29 beluister
‘Orillera’ (M) Quinteto Pirincho 1960-12-01 beluister
Het eindigde allemaal in 1964 toen Canaro overleed. Zijn fortuin werd gelijk verdeeld tussen enerzijds zijn wettige echtgenote, “La Francesa”, en anderzijds de dochters geboren uit zijn liefdesaffaire met een meisje uit het koor van een van zijn revues.
Canaro als componist
Francisco Canaro was vanaf 1912 ook zeer actief als componist. Er is een vermoeden dat hij veel nummers kocht met gunsten of geld. Er staan meer dan 250 nummers op zijn naam, dus als hij de helft ervan gekocht zou hebben, blijft er toch nog een indrukwekkend werk achter.
Hij groef oude tango’s op en veranderde die in symfonische tango’s, die hij gebruikte als ouvertures of intermezzi. Ze kregen dan een andere naam. Als er tekst werd aan toegevoegd, kregen ze nóg een andere naam.
Zo kwam zijn symfonische tango ‘Pájaro azul’ van zijn eerdere ‘Nueve puntos’. ‘Halcón negro’ uit 1932 was voorheen ‘La llamada’ en werd met tekst ‘Rosa de amor’.
Hij probeerde ook nieuwe ritmes op te leggen, de tangón en de milongón, wat niet insloeg. Zijn stijl veranderde in de loop der jaren. Hij speelde handig in op alle tendenzen en nam de nodige risico’s om nieuwigheden te proberen.
Artikel ‘Sentimiento gaucho‘
‘Nueve puntos’ 1920 beluister
‘Pájaro Azul’ (fantasie op Nuevo puntos) 1929-12-17 beluister
‘La llamada’ geen eigen versie onder deze naam, Cuarteto Típico Los Ases 1941-10-18 beluister
‘Rosa de amor’ tekst Ivo Pelay, canta Domingo Conte 1932-07-25 beluister
‘Halcón negro’ (fantasie op ‘La llamada’) 1964-10-02 beluister
‘Nueve puntos’ 1920 beluister
‘Pájaro Azul’ (fantasie op Nuevo puntos) 1929-12-17 beluister
‘La llamada’ geen eigen versie onder deze naam, Cuarteto Típico Los Ases 1941-10-18 beluister
‘Rosa de amor’ tekst Ivo Pelay, canta Domingo Conte 1932-07-25 beluister
‘Halcón negro’ (fantasie op ‘La llamada’) 1964-10-02 beluister
Voor de fanaten
Discografie: (Engels) link hier