Bandoneonspeler, componist en orkestleider. Geboren 5 mei 1897 Fresedo, Osvaldo Nicolás (Buenos Aires) – bijnaam: El Pibe de La Paternal. Overleden 18 november 1984 (Martínez, prov. Buenos Aires).
Osvaldo Fresedo was de zoon van Clotilde García en Nicolas Fresedo, een welstellend commersant. Zijn moeder gaf hem de eerste muziek- en pianolessen hopend dat hij klassieke muziek ging spelen. Alhoewel ze rijk waren, ging de familie op Osvaldo’s tiende in de wijk La Paternal, een eenvoudige volkswijk wonen. Daar raakte hij gepassioneerd door de bandoneon en leerde het instrument bespelen. Hij zou later een heel traject afleggen en voor meer dan 1250 opnamen gespreid over 63 jaren instaan.
In 1912 maakte hij zijn debuut in korte broek, samen met zijn oudere broer, violist Emilio en een gitarist. Ze traden op feestjes en in café’s in de buurt op waar hij zijn bijnaam El Pibe de La Paternal kreeg. Hij speelde in verschillende ensembles, meestal trio’s met onder anderen violist Francisco Canaro, contrabassist Leopoldo Thompson en gitarist José Ricardo (die later nog Carlos Gardel begeleidde).
‘Amoniaco’ Orquesta Típica V. Loduca (a dos bandoneones: Loduca – Fresedo) 1917 beluister
Osvaldo Fresedo speelde in 1917 in een groot carnavalsorkest van Roberto Firpo en Francisco Canaro. Het jaar erop richtte hij zijn eerste eigen kwintet op met violisten Julio De Caro en Juan Koller, pianist José María Rizzuti en contrabassist Hugo Ricardo Baralis. Wat later kwam bandoneonspeler Pedro Maffia ook bij hem spelen.
Platenmaatschappij Victor bood bij gebrek aan opnamestudio’s Fresedo aan om in New York te gaan werken. In 1921 reisde Fresedo samen met violist Tito Roccatagliata en pianist Enrique Delfino erheen om samen met lokale muzikanten een 50-tal nummers onder de naam Orquesta Típica Select op te nemen. Bandoneonist Pedro Polito nam tijdelijk de leiding over van het sextet dat “thuis” bleef.
Bij zijn terugkeer naar Buenos Aires hervormde hij zijn sextet en werd zijn karakteristieke elegante stijl herkenbaar. De bezetting zou voortdurend veranderen en uitbreiden. Begin jaren ’20 was Fresedo samen met andere jonge musici zoals Julio De Caro en Juan Carlos Cobián een vernieuwer van de tango. Zijn stijl werd verfijnder en dat luidde het tijdperk van de Guardia Nueva [1] in.
Carlos Gardel nam met hem twee nummers op: ‘Perdón, viejita’ en ‘Fea’. ‘Fea’ Carlos Gardel met orkest van Osvaldo Fresedo 1925 beluister
Osvaldo Fresedo was populair bij de hogere klasse door zijn delicate melodieuze muziek. Bovendien vermeed hij Lunfardo, de volkstaal. Zo bracht hij de tango op hun galafeestjes. In 1927 hield hij wel tot 5 ensembles draaiende en moest voortdurend voyageren tussen de verschillende locaties om overal acte de présence te geven. Een van die orkesten werd gedirigeerd door Carlos Di Sarli, in een ander speelde bandoneonist Miguel Caló. Zowel Di Sarli als Caló lieten zich door Fresedo inspireren en boekten later succes met hun eigen orkest.
Foto: Osvaldo Fresedo en Francisco Canaro (staand), José Razzano, Aníbal Troilo en Enrique Santos Discépolo (zittend)
[1]
[1] De Guardia Nueva was een periode van vernieuwing rond de jaren ’20. Het is de intrede van de tango-cancion met Carlos Gardel als voorbeeld. De tango werd verfijnder. De musici waren in tegenstelling tot vroeger academisch opgeleid. Mede door radio en gesproken film werd de tango internationaal bekend. Het zal leiden tot De Gouden Jaren.
Osvaldo Fresedo reisde eind jaren ’20 naar Parijs en New York. Op vraag van radiostation NBC ging hij in 1934 voor de derde maal naar New York, deze keer zonder muzikanten om er the New York Philharmonic Orchestra op bandoneon te begeleiden. Het jaar daarop voegde hij vibrafoon, harp en drums aan zijn orkest toe. Hij had al met drums en sax geëxperimenteerd en zou nog andere instrumenten introduceren. Osvaldo trad in november 1935 bij de opening van Radio El Mundo (LR1) op. De bandoneon ging in die periode aan de kant zodat hij zich volledig op het dirigeerwerk kon richten.
‘Cordobesita’ canta Roberto Ray 1933 beluister ‘Sueño azul’ canta Roberto Ray 1937 beluister ‘Por qué’ canta Oscar Serpa 1943 beluister ‘Trenzas de ocho’ canta Carlos Barrio 1955 beluister
Het orkest werd almaar groter en heel wat topmusici passeerden zoals bandoneonspeler Luis Petrucelli en violisten Elvino Vardaro en Enrique Francini. Fresedo vond zangers die pasten bij zijn stijl, onder anderen Roberto Ray, Ricardo Ruiz, Oscar Serpa, Osvaldo Cordó, Armando Garrido en Héctor Pacheco.
Na gezondheidsproblemen stopt Osvaldo Fresedo in 1970 met zijn orkest maar keert in 1979 toch nog terug naar de studio met maar liefst 24 muzikanten. Roberto Pansera die in 1950 als 18-jarige in zijn orkest kwam spelen, werd de arrangeur.
Carlos Di Sarli componeerde in 1926 ’Milonguero viejo’ met tekst van Enrique Carrera Sotelo. Di Sarli zette het nummer instrumentaal 4 keer op plaat: in 1940, 1944, 1951 en 1955. Gezongen versies zijn er van Osvaldo Fresedo zelf met Ernesto Famá en Juan Maglio met Carlos Viván.
‘Milonguero viejo’ Osvaldo Fresedo canta Ernesto Famá 1928 beluister ‘Milonguero viejo’ Juan Maglio canta Carlos Viván beluister
Bandoneonist, orkestleider, componist, filmster en leraar. Geboren 28 augustus 1899 Maffia, Pedro Mario (Buenos Aires) - bijnaam ‘El Pibe de Flores’. Overleden 16 oktober 1967 (Buenos Aires)
Pedro Maffia werd geboren in de wijk Balvanera als zoon van Angelo V. Maffia en Luisa Spinelli, immigranten uit Italië. Hij had een moeilijke jeugd in armoede en met een agressieve vader. Hij liep dan ook van thuis weg om in de stad Punta Alta (provincie Buenos Aires) te gaan leven.
Maffia leerde aanvankelijk piano maar de bandoneon werd zijn instrument. De bandoneon was met migranten mee naar Buenos Aires gekomen maar leraren waren er niet. Muzikanten moesten dus zelf uitzoeken hoe ermee om te gaan. Zo ontwikkelde Maffia zelf een methode om te spelen en later te doceren. In 1954 werd hij professor aan het Manuel de Falla Conservatorium van Buenos Aires.
Pedro was een pionier, niet alleen door a cappella te spelen maar ook door delen van de vioolpartij mee te nemen. Hij had een rustige stijl waarbij hij de balg nauwelijks bewoog, zonder bruuske bewegingen, de klassieke waaierbeweging vermijdend.
Zijn invloed op andere bandoneonisten bleef bij het grote publiek onopgemerkt. Hij vernieuwde de Guardia Vieja [1] door de bandoneon volwaardig aan de melodie te laten deelnemen in plaats van enkel als ritmische ondersteuning te dienen.
’Taconeando’ zang van Francisco Fiorentino 1931-06-07 beluister
Pedro Maffia was een graag gezien man. Hij ging vaak op café en restaurant, had er vrienden van verschillend allooi. Zo maakte hij deel uit van de beroemde Grupo de Boedo met onder meer dichters José González Castillo [2] en Cátulo Castillo [3], muzikanten Sebastián Piana, Pedro Laurenz en duizendpoot Juan Francisco Giacobbe [4].
[1] – [5]
[1] De Guardia Vieja is de periode (eind 19de begin 20ste eeuw) waarin de Argentijnse tango zijn eigen identiteit verwierf en begon door professionele muzikanten beoefend te worden. [2] José González Castillo alias Juan de León geboren 25 januari 1885 (Rosario, Arg.) - overleden 22 oktober 1937 (Buenos Aires) was toneelschrijver, theaterregisseur, filmlibrettist en tangotekstschrijver onder meer van ‘Griseta’. Cátulo Castillo was zijn zoon. [3] Cátulo Castillo geboren als González Castillo, Ovidio Cátulo 6 augustus 1906 (Buenos Aires) - overleden 19 oktober 1975(Buenos Airers) was een bekende Argentijnse tangodichter, orkestleider, docent en componist. Hij was componist van de beroemde tango's: ‘Organito de la tarde’ en ‘El aguacero’ met teksten van José González Castillo, zijn vader. Hij was ook bokser. [4] Juan Francisco Giacobbe geboren 27 maart 1907 (Buenos Aires) - 31 januari 1990 (Buenos Aires) was een Argentijnse musicoloog, componist, dirigent, toneelschrijver, dichter, filosoof, regisseur, wetenschapper en muziekleraar.
Op zijn 15 ging hij al in cafeetjes spelen. In 1917 hoorde gitarist José Ricardo die met Carlos Gardel samenwerkte hem in Punta Alta spelen en stelde hem vervolgens voor aan Roberto Firpo [6] die hem in zijn sextet opnam. Pedro bleef er enkele jaren maar kon zich niet in Firpo’s stijl vinden. Pedro Maffia speelde een tijdje bij Juan Carlos Cobián [7] tot deze laatste in 1923 zijn groep opdoekte om de ware liefde naar de VS te volgen. Drie muzikanten waaronder Maffia en de broers De Caro vormden later wat het Orquesta Julio De Caro werd. In 1926 verliet hij het ensemble De Caro om zelf een sextet te vormen.
[6] en [7]
[6] Roberto Firpo geboren 10 mei 1884 (Las Flores, Arg.) – overleden 14 juni1969 (Buenos Aires) was pianist, orkestleider en componist van onder meer ‘Alma de bohemio en ‘El amanecer’. Hij herschreef ‘La cumparsita’ tot zijn huidige vorm. Hij nam meer dan 3000 nummers op. [7] Juan Carlos Cobián alias Goubián of El Aristócrata del Tango geboren 31 mei 1896 (Pigué, Arg.) – overleden 10 december 1953 (Buenos Aires). Hij was pianist, orkestleider, componist van onder meer ’Nostalgias’ , ‘Shusheta’ en ‘El motivo’.
Op 1 december 1926 debuteert Pedro Maffia met zijn pas gevormd sextet in Café Colón. Zijn ensemble bestond aanvankelijk uit hemzelf en Alfredo De Campo als bandeonist, violisten Elvino Vardaro en Cayetano Puglisi (later broer Emilio Puglisi, zie foto), pianist Osvaldo Pugliese en contrabasisst Francisco De Lorenzo.
Sexteto Pedro Maffia 1926 Onderaan Elvino Vardaro, Pedro Maffia en Alfredo De Franco, midden Emilio Puglisi en Osvaldo Pugliese en bovenaan Francisco De Lorenzo
Zijn sextet wisselde geregeld van bezetting en in aantal muzikanten. Passeerden de revue: pianisten Osvaldo Pugliese (1926) en Sebastián Piana (1927), bandoneonspeler en estribillista Francisco Fiorentino (later succesvol zanger bij Troilo) en zanger Roberto Maida (later bij Francisco Canaro).
Pedro Maffia bracht 194 nummers op plaat uit. In 1925 nam hij samen met Pedro Laurenz verschillende nummers op waaronder ‘Julián’, alvorens Maffia zijn sextet vormde.
‘Julián’ Pedro Maffia en Pedro Laurenz 1925-07-03 beluister
Maffia was acteur in de films ‘¡Tango!’ (1933), ‘Canillita’ (1936), ‘Sombras porteñas’ (1936), ‘Sinfonía argentina’ (1942) en de kortfilm ‘Fueye querido’ (1966).
Op zijn 15de componeerde hij zijn eerste tango ‘Cornetín’. In totaal schreef hij een 50-tal nummers waarvan een aantal samen met Sebastián Piana.
‘Amurado’ samen met Pedro Laurenz, tekst José Pedro de Grandis, versie in duo met Alfredo De Franco 1927 beluister ‘La Mariposa’ tekst Celodonio Flores, versie met zang van Roberto Maida 1930 beluister
Laatste herziening 18 juli 2023 Gepubliceerd 26 juni 2023
Inleiding
Astor Piazzolla is vandaag een van de bekendste tangoartiesten. Hij zorgde voor radicale vernieuwing en de controverse rond zijn muziek was dan ook niet min. Tevens is het latere succes van de Tango Nuevo mede aan hem te danken. Hij componeerde honderduit, gaande van filmmuziek tot opera maar zijn tango’s werden het bekendst, denk aan ‘Libertango’ , ‘Oblivión’ en ‘Adiós Nonino’ .
Astor Piazzolla werd op 11 maart 1921 in de kustplaats Mar del Plata geboren. Hij was enig kind van Asunta Mainetti en Vicente Piazzolla die van tango hield en zelf accordeon speelde. In 1925 verhuisde de familie naar New York en kwam er in een migrantenbuurt terecht waar de maffiosi floreerden. Toen hij 8 werd, schonk zijn vader hem een bandoneon terwijl hij liever rolschaatsen had gekregen.
Piazzolla interesseerde zich echter weinig voor muziek maar op zijn 12 raakte hij gehypnotiseerd door de muziek van Bach die een Hongaarse buurman, de pianist Béla Wilda, een leerling van Sergej Rachmaninov [1] ten beste gaf. Hoewel zijn ouders het niet breed hadden, zorgden ze er toch voor dat hij bij Wilda les kon volgen. Andrés D’Aguila, een vriend van zijn vader, leerde hem later klassieke muziek op bandoneon spelen.
[1]
[1] Sergej Vasiljevitsj Rachmaninov (Rusland 1873 – Beverly Hills, US 1943) was een Russische componist, pianist, dirigent en muziekpedagoog.
Tango
Hij werd aangetrokken door de mysterieuze wereld van de tango door naar platen van Julio De Caro en Carlos Gardel te luisteren die zijn vader bezat. Als 13-jarige leerde Piazzolla Carlos Gardel persoonlijk kennen en kreeg de smaak van de tango echt te pakken.
In 1936 keerde hij naar Mar del Plata terug en speelde er in tango-orkesten mee. Toen hij Elvino Vardaro’s sextet op de radio hoorde spelen, raakte hem dat diep. Vardaro werd dan ook later zijn violist. Piazzolla schaafde zijn muzikale kennis bij en volgde les bij Alberto Ginastera [2] en Raul Spivak [3].
Astor Piazzolla trouwde in 1942 met Odette María ‘Dede’ Wolf. Ze kregen twee kinderen Diana (1943) en Daniel (1944). In 1966 verliet hij haar en begon een verhouding met zangeres Amelita Baltar. In 1976 ontmoette hij Laura Escalada, zijn laatste vrouw.
[2] en [3]
[2] Alberto Evaristo Ginastera (Buenos Aires 1916 – Genève 1983) was een Argentijnse componist en muziekpedagoog. Hij wordt beschouwd als de een van de belangrijkste componisten van Zuid-Amerika. [3] Raul Spivak: klassiek pianist en componist.
Aníbal Troilo
Op zijn 17 verhuisde Astor van Mar Del Plata naar Buenos Aires. Daar speelde hij in verschillende tango-orkesten tot Aníbal Troilo hem in 1939 vroeg bij zijn orkest aan te sluiten, toen een van de grootste. Troilo was een van de beste bandoneonspelers. In 1944 verlieten zanger Francisco Fiorentino en Piazzolla het orkest van Aníbal Troilo. Samen richtten ze het Fiorentino y su Orquesta Típica op dat 2 jaar standhield. Astor en Aníbal bleven zowel muzikaal als vriendschappelijk met elkaar verbonden.
‘Viejo ciego’ canta Francisco Fiorentino met zijn eigen orkest 1946 beluister ‘Para lucirse’ Aníbal Troilo met Astor als componist en muzikant 1950 beluister ‘El Motivo’ duet Aníbal Troilo en Astor Piazzolla 1970 beluister
Hij vormde in 1946 zijn eigen orkest, dat na nog geen drie jaar uiteenviel. Met dit orkest volgde hij zijn creatieve impulsen en ontwikkelde hij een dynamische en harmonische toets. Deze benadering was moderner en veroorzaakte de eerste kritieken van de traditionele tangueros. Hij zette toen 32 nummers op plaat.
Herbronning
In 1949 stopte hij met zijn orkest en liet de tango links liggen. Op zoek naar iets anders ontdekte hij Béla Bartók [4] en Igor Stravinsky [5] en bij Hermann Scherchen [6] studeerde hij orkestdirectie. Ook jazz boeide hem mateloos. Zijn zoektocht naar een eigen stijl groeide uit tot een ware obsessie.
Tussen 1950 en 1954 componeerde hij een serie werken die duidelijk anders waren dan de tango van dat moment, onder andere ‘Para lucirse’ , ‘Tanguango’ , ‘Prepárense’ , ‘Contrabajeando’ , ‘Triunfal’ en ‘Lo que vendrá’.
In 1953 diende Piazzolla ‘Buenos Aires’ voor de Fabien Sevitzky-wedstrijd in en won er de eerste prijs mee. Het werk werd uitgevoerd door het symfonisch orkest van Radio del Estado gedirigeerd door Fabien Sevitzky [7] zelf. Speciaal voor dit nummer werden twee bandoneons toegevoegd. Alles verliep goed tot er aan het einde van het concert een vechtpartij uitbrak tussen voor- en tegenstanders van zijn vernieuwende muziek.
[3] – [7]
[4] Béla Viktor János Bartók (Hongarije 1881 – New York 1945) was muziekpedagoog, componist en pianist. [5] Igor Fjodorovitsj Stravinsky (Rusland 1882 – New York 1971) was componist en dirigent. Hij verwierf in 1934 de Franse nationaliteit en werd later tot Amerikaan genaturaliseerd. [6] Hermann Scherchen (Berlijn 1891 – Firenze, Italië 1966) was dirigent en muziekpedagoog. [7] Fabien Sevitzky (Koussevitzky) (Vishny Volochok, Rusland 1891- Athene 1967) dirigent en arrangeur. Werd Amerikaans staatsburger.
Nadia Boulanger
De prijs die Astor met de wedstrijd won, was een studiebeurs van de Franse regering. Daarmee ging hij in 1954 in Parijs bij Nadia Boulanger [8] studeren, een van de beste klassieke muziekdocentes van die tijd. Piazzolla verborg zijn tangoverleden omdat zijn aandacht bij de klassieke muziek lag. Dit misverstand werd uit de wereld geholpen toen hij bij Boulanger zijn hart luchtte en ‘Triunfal’ speelde. Van haar kreeg hij een warme aanbeveling: “Astor, uw klassieke stukken zijn goed geschreven, maar de ware Piazzolla is hier. Laat de tango nooit meer los.”
‘Prepárense’ beluister ‘El cielo en tus manos’ cantora María De La Fuente met Astor Piazzolla beluister ‘Buenos Aires’ Nashville Symphony Orchestra, gecomponeerd door Astor Piazzolla beluister (1ste deel) beluister (2de deel) beluister (3de deel)
In plaats van te kiezen tussen tango en andere muziekstijlen, combineerde hij ze. In Parijs componeerde hij een paar tango’s voor strijkorkest en begon hij bandoneon staande te spelen (de meeste bandoneonisten spelen zittend).
[8]
[8] Juliette Nadia Boulanger (Parijs, 1887 – 1979) was een Franse dirigente, pianiste en docente compositie aan diverse conservatoria. Minder bekend werd ze als componiste.
In 1955 maakte hij weer opnames samen met pianisten Lalo Schiffrin en Martial Solal ondersteund door het Opera-orkest van Parijs.
Terug in Argentinië stichtte Piazzolla zijn Orquesta De Cuerdas en het Octeto Buenos Aires. In dit laatste octet combineerde hij twee bandoneons, twee violen, een gitaar, een contrabas, een cello en een piano en week hiermee van de traditionele bezetting af van het orquesta típica. Het werd de facto kamermuziek. Door zich steeds verder van de klassieke tango te verwijderen, wekte hij de woede van de conservatieve tangueros op. Tussen hem en de media ontstond een koude oorlog en in 1958 verliet hij Buenos Aires en keerde naar New York terug.
’Tema otoñal’ , Boedo’ , ‘Mi refugio’ en ‘Taconeando’ Octeto Buenos Aires 1956 beluister ‘Arrabal’ Octeto Buenos Aires 1957 beluister
Duizendpoot Piazzolla
Tussen 1958 en 1960 werkte hij in de Verenigde Staten. Piazzolla experimenteerde met jazz-tango en bracht tal van platen uit met verschillende ensembles. Hij was tegelijk arrangeur, muzikant en of orkestleider. Terug in Argentinië begon hij met “Su Quinteto” later onder de naam Quinteto New Tango. Als extraatje kwam er een elektrische gitaar bij. Met dit kwintet kon Piazzolla het best zijn gevoelens van het moment uitdrukken.
‘Decarísimo’ Piazzolla y su Quinteto 1961 beluister ‘Buenos Aires hora Cero’ Quinteto New Tango 1962 beluister
Hij bleef spelen voor andere artiesten en vormde zelf verschillende ensembles onder meer Conjunto 9 waarmee hij voornamelijk in Buenos Aires en Italië optrad. Deze groep was een van Piazzolla’s dromen omdat hij er zijn gecompliceerde muziek kon mee uitvoeren. In de jaren ’70 vormde Piazzolla het octet Conjunto Electrónico met een bandoneon, piano en/of elektrische piano, orgel, gitaar, elektrische basgitaar, drums, synthesizer en een viool. Velen vonden dat hij meer jazz-rock dan tango speelde, maar Piazzolla zei dat zijn muziek meer met de tango verwant was.
In 1973 na een periode waarin hij uitzonderlijk veel werken had geschreven, kreeg hij een hartaanval. Hij moest het wat rustiger aan doen maar bleef optreden en samenwerken met artiesten van verschillende pluimage. In 1977 speelde Piazzolla een concert in Parijs met muzikanten die dichter bij rockmuziek dan bij de tango stonden.
‘Libertango’ Conjunto Electronico, Parijs 1977 beluister
De volgende tien jaar waren de beste wat Piazzolla’s populariteit betreft en werd hij wereldberoemd. Hij speelde in Europa, Zuid-Amerika, Japan en de Verenigde Staten. Van 1983 tot 1989 werkte hij vooral met zijn Quinteto Tango Nuevo.
‘Fuga y Misterio’ Astor Piazzolla, Buenos Aires 1983-06-11 beluister
De laatste ronde
In 1988 onderging Piazzolla een viervoudige bypassoperatie.
Spoedig daarna in 1989 vormde hij zijn laatste groep: het Sexteto Nuevo Tango dat uit twee bandoneons, piano, elektrische gitaar, bas en cello bestond. Met deze groep speelde hij in juni 1989 in het Teatro Ópera te Buenos Aires zijn laatste concert in Argentinië om daarna een uitgebreide tour door de V.S., Engeland, Duitsland en Nederland te maken. Hij bleef ook nog spelen in strijkkwartetten en symfonische orkesten.
Op 4 augustus 1990 kreeg hij in Parijs een beroerte. Na twee jaar in coma stierf hij op 4 juli 1992 op 71-jarige leeftijd in Buenos Aires.
‘Milonga del ángel’ Sexteto Tango Nuevo 1989 beluister
In New-York werd Carlos Gardel een goede vriend van de familie. Piazzolla kreeg op zijn 14 een figurantenrol als krantenjongen in de film ‘El día que me quieras’ , waarin Carlos de hoofdrol had. Was dit de aanzet tot het componeren van filmmuziek? Hij schreef muziek voor zo’n 40 films.
Astor Piazzolla componeerde meer dan 750 nummers in verschillende genres.
‘El desbande’ in 1946 beschouwde Piazzolla als zijn eerste officiële tango. Een van zijn beroemdste werken werd ‘Adiós Nonino’ dat hij in 1959 ter nagedachtenis aan zijn toen pas overleden vader componeerde.
Zijn vriend dichter Jorge Luis Borges eerde hij door 7 gedichten van hem op muziek te zetten. Eind jaren ’60 werkte hij met dichter Horacio Ferrer samen voor de opera ‘María de Buenos Aires’. In minder dan een jaar tijd werd de opera zo’n 120 keer opgevoerd, een overweldigend succes. In 1969 schreven ze samen ook nog ‘Balada para un loco’ waarmee ze op het Iberoamerican Music Festival de tweede plaats behaalden.
Astor Piazzolla schreef in 1982 ‘Le Grand Tango’ voor cello en piano, opgedragen aan de Rus Mstislav Rostropovitsj, een van de bekendste cellisten van zijn tijd. De tango werd voor het eerst in 1990 in New Orleans uitgevoerd.
‘El desbande’ Astor Piazzolla y su Orquesta Típica 1946-11-26 beluister ‘Adiós Nonino’ Astor Piazzolla y su Quinteto 1959 beluister ‘El tango’ tekst Jorge Luis Borges, Luis Medina Castro (recital) y Quinteto Nuevo Tango beluister ‘Ballada para un loco’ Astor Piazzolla zang Roberto Goyeneche beluister ‘Milonga carrieguera’ ensemble met Piazzolla, zang Amilita Baltar en Héctor De Rosas, fragment van opera ‘María de Buenos Aires’ 1968 beluister
Zijn omvangrijke oeuvre beïnvloedt nog steeds muzikanten van alle generaties in de hele wereld. Voorbeelden zijn de Belgische ensembles Astoria, Quinteto Astor en de Nederlandse bandoneonist Carel Kraayenhof.
Aan hem opgedragen: ‘Last tango for Astor’ Al Di Meola (VS) 1996 beluister ‘El sol sueño (Hommage à Astor Piazzolla)’ componist Jerzy Peterburshsky, versie Gibon Kremer (Lets violist) 1996 beluister ‘Laura et Astor’ componist Richard Galliano (Fr/It accordeonist) met zijn septet 2003 beluister
Documentaire over Piazzolla: ‘Piazzolla, los años del tiburón’ regie Daniel Rosenfeld 2018 bekijk trailer
Grace Jones scoorde in 1981 een hit met ‘I’ve Seen That Face Before’ gebaseerd op ‘Libertango’.
Hij werd ereburger van Buenos Aires in 1985.
Piazzolla ontving in 1986 de Cesar-prijs voor de filmmuziek bij ‘El exilio de Gardel’.
In 1995 kende men hem in Argentinië de “Konex de Honor” toe voor zijn onschatbare bijdrage aan de muziek.
Wie een vlucht naar Astor’s geboortestad neemt, landt op de Aeropuerto Internacional Astor Piazzolla
Muziek: ‘María de Buenos Aires’ volledige opera 1968 beluister ‘El exilio de Gardel’ soundtrack 1986 beluister
Beheer cookie toestemming
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.